Top
Prinsjesdag 2023 voor ondernemers: alles op een rij

Prinsjesdag 2023 voor ondernemers

Leestijd: 15 minuten

Prinsjesdag 2023 voor ondernemers

Ieder jaar op de derde dinsdag van september wordt het werkjaar van de Eerste en Tweede Kamer geopend op Prinsjesdag. Op 19 september 2023 werden de beleidsplannen van de regering voor 2024 bekend gemaakt. De miljoenennota staat in het teken van armoedebestrijding. Met de belastingmaatregelen voor 2024 wordt dat bekostigd. Ondernemers, hoge inkomens en spaarders en beleggers dragen de lasten.

Het inkomstenbelastingtarief blijft nagenoeg gelijk, maar de schijf voor het lagere tarief wordt minder geïndexeerd. Fiscale voordelen voor ondernemers worden verder afgebouwd en het belastingtarief voor spaarders en beleggers gaat meer omhoog.

De algemene heffingskorting en de arbeidskorting gaan iets omhoog, waardoor de koopkracht van inkomens tussen minimuminkomen en modaal inkomen wat hoger wordt.

De belangrijkste maatregelen op een rij. Kijk voor een overzicht van alle maatregelen op de website Prinsjesdag 2023: Miljoenennota en Rijjksbegroting.

De belastingmaatregelen in het kort:

1. Inkomstenbelasting 2023 – Schijventarief box 1 (inkomsten uit werk en woning)

Het inkomstenbelastingtarief in de eerste schijf stijgt in 2023 met 0,04%-punt en de eerste schijf wordt slechts gedeeltelijk aangepast aan de hand van de inflatie.

Belastingplichtigen vóór AOW-leeftijd

2023 2024
1e schijf t/m € 73.301: 36,93% t/m € 75.624: 36,97%
2e schijf Vanaf € 73.301: 49,5% Vanaf € 75.624: 49,5%

AOW-gerechtigden

2023 2024
1e schijf t/m € 38.703: 19,03% (geboren vóór 1946)
t/m € 37.149: 19,03% (geboren na 1945)
t/m € 40.077: 19,07% (geboren vóór 1946)
t/m € 38.139: 19,07% (geboren na 1945)
2e schijf Vanaf € 38.703/€ 37.149: 36.93% Vanaf € 40.077/€ 38.139: 36.97%
3e schijf Vanaf € 73.301: 49,5% Vanaf 75.624: 49,5%

Tariefcorrectie aftrekposten box 1:

Het belastingvoordeel van aftrekposten in de hoogste schijf wordt jaarlijks afgebouwd. Het belastingvoordeel van de aftrek is in 2024, net als in 2023, niet hoger dan het tarief in de eerste schijf (2024: 36,97%).

Voortzetting afbouw zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek wordt volgens al aangenomen wetgeving afgebouwd.

Jaar Zelfstandigenaftrek
2023 € 5.030
2024 € 3.750
2025 € 2.470
2026 € 1.200
2027 € 900

Lagere MKB-winstvrijstelling

De MKB-winstvrijstelling, die ondernemers een fiscale aftrekpost geeft van 14% van de winst uit onderneming, wordt vanaf 2024 verlaagd naar 12,7%. Dit resulteert in een lichte stijging van de effectieve belastingdruk van 0,52% (eerste schijf) tot 0,62% (hoogste schijf). De effecten van de afbouw van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en toeslagen zijn hierin niet meegenomen.

Afschrijvingsbeperking bedrijfspanden in eigen gebruik in de inkomstenbelasting

Vanaf 2024 is de bodemwaarde voor afschrijving op bedrijfsgebouwen in eigen gebruik gelijk aan verhuurde gebouwen. Gebouwen in eigen gebruik konden worden afgeschreven tot een boekwaarde van 50% van de WOZ-waarde. Vanaf 2024 is de bodemwaarde voor alle gebouwen op de balans van ondernemers de volle WOZ-waarde.

Is de boekwaarde lager dan de WOZ-waarde door afschrijvingen vóór 2024, dan wordt de boekwaarde bevroren.

Energie-investeringsaftrek (EIA) naar 40%

Vanaf 2024 wordt het EIA-aftrekpercentage voor investeringen in bedrijfsmiddelen die op de Energielijst staan, verlaagd van 45,5% naar 40%.

Kilometervergoeding naar € 0,23 per kilometer

Werkgevers kunnen zakelijke reiskosten die werknemers rijden met een privé-auto vanaf 2024 vergoeden met € 0,23 per zakelijke kilometer. Ondernemers die een privéauto zakelijk gebruiken, kunnen vanaf 2024 € 0,23 per kilometer in aftrek brengen.
Dit forfait geldt ook voor de aftrek i.v.m. reiskosten voor ziekenbezoek, de kilometervergoeding voor weekenduitgaven gehandicapten en de giftenaftrek als de vrijwilliger afziet van een reiskostenvergoeding.

Verstrekking OV-kaart aan werknemers onbelast

Vanaf 2024 is de verstrekking van een OV-kaart door werkgevers aan werknemers gericht vrijgesteld, als aannemelijk gemaakt kan worden dat de werknemer de OV-kaart in enige mate zakelijk gebruikt. Van rijksoverheid.nl ontlenen wij onderstaande toelichting:

Herinvesteringsreserve bij gedeeltelijke staking door overheidsingrijpen

Als een ondernemer zijn gehele onderneming staakt en binnen een jaar een nieuwe onderneming start, kan hij de belastingheffing via een herinvesteringsreserve doorschuiven naar zijn nieuwe onderneming. Hij rekent pas af als hij die onderneming staakt.

Het kabinet maakt het mogelijk dat ook bij gedeeltelijke staking door overheidsingrijpen, zoals agrariërs die een gedeelte van hun bedrijf staken op grond van een beëindigingsregeling, belastingheffing kan worden uitgesteld via een herinvesteringsreserve. Herinvestering kan binnen dezelfde onderneming of in een nieuwe onderneming.

2. Maatregelen box 2

Vanaf 2024 heeft box 2 twee schijven.

Inkomstenbelasting box 2 vanaf 2024 van tot IB%
Eerste schijf € 0,00 € 67.000,00 24,50%
Tweede schijf € 67.000,00 en verder 31%

Fiscale partners kunnen samen twee keer gebruik maken van de eerste schijf, waardoor dividenden tot € 134.000 voor hen zijn belast met 24,5% in box 2.

Door de wijzigingen van het vennootschapsbelastingtarief en het inkomstenbelasting-box-2-tarief komt met ingang van 1 januari 2024 de belastingdruk op dividenden uit de eigen BV te liggen tussen 38,84% en 48,80%.

Advies: De versobering van de ondernemersaftrekken en de verlaging van het box-2-tarief maken het voor ondernemers eerder fiscaal aantrekkelijker om hun onderneming om te zetten in een BV. 

3. Box 3 – Snellere stijging belastingtarief en bevriezen van heffingvrij vermogen

Het belastingtarief in box 3 stijgt van 32% (2023) naar 34% (2024). Het was de bedoeling dat het box-3-tarief stapsgewijs zou stijgen naar 33% in 2024 en 34% in 2025.

Het heffingvrije vermogen van € 57.000 (fiscale partners samen € 114.000) wordt niet geïndexeerd.

Met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 wordt geregeld dat de volgende vermogensbestanddelen worden aangemerkt als laagbelast spaargeld in plaats van hoger belaste overige bezittingen:

  • Aandeel in het vermogen van een Vereniging van Eigenaren (VvEE)
  • Derdengeldrekening bij de notaris

Tot slot worden onderlinge schulden tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen gedefiscaliseerd. Hiermee wordt voorkomen dat per saldo geen box-3-heffing wordt geheven over deze vorderingen en schulden, die in dezelfde aangifte staan opgenomen.

Houdt er verder rekening mee dat in 2024 het forfaitaire inkomen op spaargeld hoger zal zijn dan in 2023, door de gestegen marktrente. 

Huidige box-3-heffing kan nog steeds te hoog zijn: maak bezwaar

In een procedure waarin de Hoge Raad gaat beslissen, heeft de advocaat-generaal (vereenvoudigd gezegd) het standpunt ingenomen dat ook de huidige box-3-heffing onrechtmatig is als meer dan het werkelijke inkomen wordt belast. Er kan enige ruwheid in de heffing zitten, maar die kan te groot zijn waardoor de box-3-heffing nog steeds het eigendomsrecht kan schenden.

Advies: is jouw netto-rendement op jouw box-3-vermogen lager dan het rendement waarvoor je wordt aangeslagen? Maak dan bezwaar tegen de aanslag.

Aangekondigde box-3-heffing met ingang van 2027: belastingheffing over werkelijk rendement

Het kabinet is voornemens om vanaf 2027 inkomstenbelasting in box 3 te heffen over het werkelijk behaalde rendement. Ontvangen rente, huur, pacht en dividend (e.d.), minus kosten zijn belast in het jaar waarin deze zijn ontvangen.
Koersresultaten van beleggingen worden belast volgens een vermogensaanwasbelasting, dat wil zeggen dat de waardestijging van beleggingen tot het inkomen wordt gerekend, ook als de beleggingen niet verkocht zijn.

Voor onroerende zaken en aandelen in familiebedrijven gaat de vermogenswinstbelasting gelden: belasting daarover wordt geheven op het moment van realisatie (verkoop).

Dit is nu nog een concept-wetsvoorstel. Houd er toch rekening mee dat met ingang van 2027 de box-3-heffing zal wijzigen op basis van dit wetsvoorstel, of in ieder geval aan de hand van een stelsel waarin het werkelijke rendement wordt belast.

4. Heffingskortingen

Algemene heffingskorting

De algemene heffingskorting in 2024 wordt maximaal € 3.374 (2023: € 3.070).

Arbeidskorting

De arbeidskorting in 2024 wordt maximaal € 5.553 (2023: € 5.052).

Inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) voor co-ouders

De IACK geldt voor ouders bij wie een kind van jonger dan 12 jaar op hetzelfde woonadres is ingeschreven. De IACK wordt in 2024 maximaal € 2.961 (2023: € 2.694)

Vanaf 2024 wordt de IACK aangepast voor co-ouders. Door deze aanpassing kunnen co-ouders alleen beiden in aanmerking komen voor de IACK als zij de zorg voor een kind gedurende een heel kalenderjaar gelijkelijk hebben verdeeld. Hiermee worden de gevolgen van de uitspraak van 30 september 2022 van de Hoge Raad tegengegaan, op basis waarvan co-ouderschap al kan bestaan als een ouder slechts 78 dagen per jaar voor het kind zorgt.

Vanaf 2024 moet het kind ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijven. Het kind wordt geacht ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige te staan ingeschreven in de BRP als het kind gedurende ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft en het kind gedurende het kalenderjaar op hetzelfde woonadres als diens andere ouder staat ingeschreven in de BRP.

Het blijft mogelijk om de eis van 156 dagen naar tijdgelang te herrekenen in het jaar van aanvang of beëindiging van co-ouderschap, bijvoorbeeld het jaar van scheiding.

Vanaf 2025 wordt de formele inschrijvingseis vervangen door een materiële toets. Bij het bepalen of recht bestaat op de IACK moet dan materieel beoordeeld worden of de belastingplichtige en het kind voor ten minste zes maanden in het kalenderjaar tot hetzelfde huishouden behoren.

Voor het kindgebonden budget, de kinderopvangtoeslag en de huurtoeslag gelden dezelfde regels voor de beoordeling van co-ouderschap.

Vanaf 2025 wordt de IACK uitgefaseed: de IACK geldt dan alleen vóór ouders met kinderen die zijn geboren vóór 2025.

5. Maatregelen herzien aangifte inkomstenbelasting, belastingrente en betalingskorting inkomstenbelasting

Aanslag inkomstenbelasting praktisch wijzigen binnen bezwaartermijn

Het komt voor dat na een definitieve aanslag inkomstenbelasting blijkt dat een aftrekpost is vergeten. Het eenvoudigst voor de belastingplichtige en de belastingdienst, is om dan opnieuw een aangifte inkomstenbelasting in te dienen. Binnen de bezwaartermijn van 6 weken na de aanslag is die aangifte formeel een bezwaarschrift. Na de bezwaartermijn is deze aangifte formeel een verzoek om ambtshalve vermindering. Aan zowel een bezwaarprocedure of een verzoek om ambtshalve vermindering zijn voorwaarden verbonden.

Om een herstel van een belastingaangifte binnen de bezwaartermijn niet onnodig te formaliseren, wordt het indienen van een gewijzigde aangifte binnen de bezwaartermijn van de aanslag niet aangemerkt als een bezwaarschrift, maar als een verzoek om ambtshalve vermindering. Daarnaast blijft het mogelijk om formeel bezwaar te maken. Het kabinet beoogt enkel dat het herstel van aangiften inkomstenbelasting niet onnodig geformaliseerd wordt.

Belastingrente flink omhoog: zorg voor een goede voorlopige aanslag inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting

Het verschil tussen de percentages belastingrente voor de vennootschapsbelasting en bronheffing enerzijds en voor de overige belastingen anderzijds, moet kleiner worden.

De rentepercentages worden vanaf 2024 een maal per jaar bepaald, op basis van de ECB-rente op 31 oktober van het voorafgaande jaar.

Voor de vennootschapsbelasting, bronbelasting en de solidariteitsbijdrage wordt de belastingrente vastgesteld op de ECB-basisherfinancieringsrente + 5,5%-punt, afgerond op halve procent-punten. Het verwachte percentage voor 2024 is 10% (per 1 maart 2023: 8%).

Voor overige belastingen wordt de belastingrente gebaseerd op de ECB-basisherfinancieringsrente + 3%-punt, afgerond op halve procentpunten. Het verwachte percentage voor 2024 is 7,5% (per 1 juli 2023: 6%).

De invorderingsrente voor alle belastingen en toeslagen wordt per 2024 bevroren op 4%. Een nieuw kabinet mag bezien of ook de invorderingsrente opnieuw vorm kan worden gegeven.

Betalingskorting voorlopige aanslag inkomstenbelasting afgeschaft

Vanaf 2024 wordt de betalingskorting bij betaling van een voorlopige aanslag inkomstenbelasting ineens, afgeschaft. Voor de vennootschapsbelasting was de betalingskorting al afgeschaft vanaf 2023.

6. Maatregelen vennootschapsbelasting

Het vennootschapsbelastingtarief blijft gelijk.

Tarief vennootschapsbelasting 2024
Winst van tot Vpb%
Eerste schijf € 0 € 200.000 19%
Tweede schijf € 200.000 en verder 25,80%

Giftenaftrek vennootschapsbelasting vervalt

Vanaf 2024 is het niet meer mogelijk om giften van de BV in aftrek te brengen. De niet-aftrekbare giften zullen niet als uitdeling worden belast bij de aanmerkelijkbelanghouder.

Aanpassingen in regels voor beleggingsvehikels

  • Huidige open fondsen voor gemene rekening verliezen hun belastingvoordelen door het vervallen van het toestemmingsvereiste. Deze maatregel heeft tot gevolg dat de belastingheffing over familiefondsen wijzigt. Participanten zullen hun aandeel niet in box 2, maar in box 3 moeten gaan aangeven. Tot 2025 krijgen huidige open fondsen voor gemene rekening de mogelijkheid hun rechtsvorm aan te passen.
  • Het fiscaal gunstige regime voor vrijgestelde beleggingsinstellingen wordt aangepast zodat het meer is toegespitst op het collectief beleggen voor een breed publiek. Daarmee wordt beoogd dat het gebruik door vermogende particulieren, dga’s en families wordt tegengegaan.
  • Open commanditaire vennootschappen zijn vanaf 2025 niet langer zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.
  • Fiscale beleggingsinstellingen (FBI’s) mogen vanaf 2025 niet meer rechtstreeks in onroerend goed investeren. Doen ze dat wel, dan moeten ze het normale tarief vennootschapsbelasting betalen.

7. DGA

(Te veel) lenen van de eigen BV

Op 31 december 2023 wordt bij dga’s gekeken naar het bedrag van hun leningen bij hun eigen BV. Leent de DGA, samen met zijn fiscaal partner, meer dan € 700.000 bij de eigen BV, dan is het meerdere belast als dividenduitkering in de aangifte inkomstenbelasting 2023 (26,9% inkomstenbelasting). Ook leningen van de eigen BV aan verbonden personen (zoals kinderen en hun fiscale partners) worden op dezelfde manier beoordeeld.

Eigenwoningleningen tellen niet mee voor deze regeling.

Advies: Beoordeel de stand van de leningen bij de eigen BV en of de eigenwoninglening bij de BV voldoet aan alle criteria.

Afschaffen doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon

Met ingang van 1 januari 2023 is de doelmatigheidsmarge voor het gebruikelijk loon afgeschaft. Dat is de ruimte die een DGA heeft om zijn gebruikelijk loon vast te stellen. Vanaf 1 januari 2023 moet daarom het loon van de DGA volledig gebruikelijk zijn.

Persoonlijke verwachting: de belastingdienst zou de directeur-grootaandeelhouder in 2024 scherper kunnen controleren op het lenen bij de eigen bv en de hoogte van het loon. Zorg daarom nog in 2023 dat het loon gebruikelijk is, of dat de onderbouwing daarvan aanwezig is. En zorg ervoor dat het bovenmatige gedeelte van de leningen bij de eigen BV in kaart is gebracht en dat er een plan is om dat af te lossen of de belasting erover te betalen.

8. Aanpassing bedrijfsopvolgingsfaciliteiten schenkbelasting, erfbelasting en inkomstenbelasting

De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) is een verzameling regelingen die erop zijn gericht om de bedrijfscontinuïteit bij het schenken en erven van ondernemingsvermogen niet onnodig te frustreren door belastingheffing.

In de schenk- en erfbelasting geldt een vrijstelling voor een (goingconcern)waarde van € 1,200000 en daarboven 83%. De inkomstenbelastingclaim over deze waarde kan worden doorgeschoven naar de opvolger.

Een aantal voorwaarden in de bedrijfsopvolgingsregeling wordt aangepast:

  • Vanaf 2024: Aan derden verhuurd onroerend goed wordt aangemerkt als beleggingsvermogen (en is dus belast bij schenking- en overlijden);
  • Vanaf 2025: Bedrijfsmiddelen die op het moment van schenking of overlijden zowel zakelijk als privé worden gebruikt, vallen alleen voor het zakelijk deel onder de BOR. Dit geldt voor bedrijfsmiddelen met een waarde van meer dan € 100.000 die voor meer dan 10% privé worden gebruikt.
  • Vanaf 2025: Voor het doorschuiven van de inkomstenbelastingclaim over het ondernemingsvermogen wordt niet langer vereist dat de opvolger iemand is die al ten minste 36 maanden in dienst was. Wel geldt de nieuwe eis, dat de opvolger ten minste 21 jaar is op het moment van de verkrijging van de onderneming.
  • Vanaf 2025: Het is niet langer mogelijk om beleggingsvermogen tot maximaal 5% van het ondernemingsvermogen onder de BOR-faciliteiten over te dragen.
  • Vanaf 2025: De vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting wordt verruimd en versoberd:
    • De grens voor de 100%-vrijstelling wordt verhoogd van € 1.205.871 (2023) naar € 1,5 miljoen ondernemingsvermogen;
    • Daarboven is 70% van het ondernemingsvermogen vrijgesteld (2023: 83%).

9. Zorgpremies, zorgtoeslag en eigen risico in 2024:

2023 2024 Verschil
Nominale premie (totaal) € 1.650 € 1.792 + € 142
Verplicht eigen risico € 385 € 385 Geen
Zorgkosten per Nederlander € 6.637 € 7.145 + € 508
Maximale zorgtoeslag (1 persoon) € 1.850 € 1.523 – € 327
Maximale zorgtoeslag (gezin) € 3.166 € 2.913 – € 253
Zvw-premie werknemers 6,68% 6,57% – 0,11%
Zvw-premie werkgevers 5,43% 5,32% – 0,11%
Wlz-premie 9,65% 9,65% Geen

Bron: zorgwijzer.nl

10. Automaatregelen

Het kabinet wil vanaf 1 januari 2025 de aanschafbelasting (bpm) op personenauto’s verhogen. En de komende jaren een aantal vrijstellingen voor de motorrijtuigenbelasting (mrb) en bpm afbouwen of beëindigen. De maatregelen samengevat:

  • Bpm op personenauto’s verhogen: Het kabinet wil vanaf 1 januari 2025 het vaste deel van de bpm verhogen met ongeveer € 200.
  • Mrb voor kampeerauto’s verhogen: Het kabinet wil de mrb voor kampeerauto’s vanaf 1 januari 2026 verhogen naar halftarief.
  • Mrb voor paardenvervoer verhogen: Het kabinet wil de mrb voor paardenvervoer per 1 januari 2026 verhogen naar voltarief voor niet-beroepsmatig vervoer.
  • Verlaagde brandstoftoeslag voor auto’s op aardgas en autogas beëindigen: Het kabinet wil per 1 januari 2026 de mrb-vrijstelling beëindigen voor personenauto’s en bestelauto’s die rijden op, CNG, LNG, LPG met de typeaanduiding af-fabriek, G3-installatie of R115-installatie.
  • Bpm voor geldtransportwagens niet meer terug te vragen
  • Mrb-vrijstelling voor oldtimers versoberen: Het kabinet wil dat de mrb-vrijstelling voor oldtimers vanaf 1 januari 2028 alleen nog geldt voor voertuigen die vóór 1988 zijn gebouwd. Nu zijn alle voertuigen van 40 jaar of ouder nog vrijgesteld van mrb.
  • Mrb voor autobussen op LPG en aardgas invoeren: Het kabinet wil mrb invoeren voor autobussen die op LPG of aardgas rijden. Nu betalen eigenaren hiervoor nog geen mrb (nihiltarief). Om bestaande afspraken met te sector niet te verstoren, stelt het kabinet voor deze vrijstelling per 1 januari 2030 af te schaffen.

11. Klimaatregelen glastuinbouw

Het kabinet wil een aantal belastingvoordelen voor het gebruik van aardgas en elektriciteit in de glastuinbouwsector afbouwen. En het huidige sectorsysteem voor de glastuinbouw omzetten naar een individuele CO2-heffing. Hiermee wordt het aantrekkelijk voor glastuinbouwers om de CO2-uitstoot te verminderen.

  • Verhogen verlaagde tarieven energiebelasting tussen 2025 en 2030
  • Beperken inputvrijstelling tussen 2025 em 203
  • CO2-sectorsysteem wordt individuele CO2-heffing

Lees meer over deze maatregelen op rijksoverheid.nl.

12. Accijns

De accijns op alcohol gaat, volgens de kabinetsplannen, vanaf 1 januari 2024 omhoog en de accijns op tabak vanaf 1 april 2024

Vanaf 1 januari 2024 wordt een kratje bier bijvoorbeeld € 0,50 duurder. Een pakje sigaretten zal vanaf 1 april 2024 ongeveer € 10 gaan kosten.

13. 4% overdrachtsbelasting voor verkoop nieuwe onroerende zaken via onroerende zaak

Vanaf 1 januari 2025 valt de overdracht van nieuwe onroerende zaken via aandelentransacties in bepaalde situaties niet meer onder de samenloopvrijstelling. De koper betaalt dan 4% overdrachtsbelasting, behalve bij 90% belast gebruik.